Wetenschapspopularisering

Petitie gericht aan de leden van het Vlaams Parlement en aan de academische overheden    

Popularisering van onderzoek bevindt zich op de driesprong van de academische taken. Waarom wordt het dan zo karig beloond? Is popularisering niet bij uitstek de brug tussen onderzoek, onderwijs en maatschappij?    

Naar aanleiding van het opiniestuk ‘De lippendienst rond populariseren in Vlaanderen’ van Filip Devos (verschenen in Over taal, jrg. 54, nr. 2, 2015, blz. 50; zie www.overtaal.be en www.facebook.com/overtaal) en het opiniestuk ‘Wie brengt de wetenschap nog aan de man?’ van Filip Devos, verschenen in De Standaard van 12 mei 2015, blz. 36 (zie www.overtaal.be en www.facebook.com/overtaal), vragen ondergetekenden dat:

● het Vlaams Parlement en de academische overheden (universiteiten, hogescholen, VLIR, VLOR, Koninklijke Vlaamse Academie van België , FWO, enz.) zich (gezamenlijk) bezinnen over de waarde die toegekend wordt aan wetenschapspopularisering en maatregelen nemen in verband met de valorisatie van wetenschapspopularisering. Wetenschappelijke Nederlandstalige publicaties voor een ruim publiek (in tijdschriften, kranten, magazines, blogs, websites) moeten in de curricula/bij evaluaties van academici ook gehonoreerd kunnen worden;  

● er gestreefd wordt naar uniformiteit tussen de verschillende hogescholen en universiteiten, en andere academische instellingen, wat de categorie-indeling in type publicatie (A1, A2, B1, P1 enz.) betreft. Het kan niet dat er hier soms sterke discrepanties bestaan;  

● populariserende initiatieven in het hoger onderwijs aangemoedigd worden: de organisatie van studiedagen voor leraars lager en secundair onderwijs of een ander niet-academisch publiek, cursussen permanente vorming, lezingen en cursussen voor culturele organisaties, bijdragen in populariserende tijdschriften of andere publicaties, medewerking aan handboeken voor het onderwijs, bijdragen over wetenschap in allerlei media (geschreven pers, radio, tv), enz. Universiteiten en hogescholen zouden dus ook punten moeten toekennen aan hun medewerkers voor onderzoeksoutput (presentaties, publicaties) gericht op een breed publiek;  

● de academische overheden erover waken dat de drie deeltaken van hoger onderwijsinstellingen (onderzoek, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening) evenredig in het takenpakket van medewerkers aan bod kunnen komen, mede naar gelang van de kwaliteiten en interesses van die medewerkers en van hun vakgebied, en ook evenredig aan bod komen in evaluaties van academici. De accentuering van hoogstaand internationaal wetenschappelijk onderzoek mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs en van de maatschappelijke dienstverlening;  

● de academische overheden inspanningen op de hogergenoemde gebieden uitdrukkelijker communiceren naar de burger.